De Rotterdamse Elektrische Tram (RET) is hét openbaarvervoersbedrijf van de regio Rotterdam, maar ziet zichzelf niet alleen als een bedrijf dat simpelweg mensen vervoert. De RET wil ook een bredere maatschappelijke bijdrage leveren, vertelt Leo Vliegenthart, integraal systeembeheerder bij RET. “We kunnen netcongestie niet in ons eentje oplossen, maar we kunnen wel helpen om het te verminderen.”
RET heeft vorig jaar de zogeheten Gecertificeerde Decentrale Systeembeheerder-status (GDS) verworven, een Europese primeur voor een OV-bedrijf. Dit betekent dat RET nu zelf energie kan beheren, distribueren en zelfs doorverkopen aan andere OV-bedrijven. En leveren van energie aan bijvoorbeeld laadpleinen waar de netbeheerder geen energie kan leveren. Hierdoor kan energie-infrastructuur efficiënter worden benut, bijvoorbeeld door laadpalen te delen op centrale locaties zoals stationspleinen.
Pilots spelen een belangrijke rol bij het ontwikkelen van nieuwe toepassingen. Een van de meest opvallende projecten is de installatie van een energiebank, een batterijopslagsysteem dat tramremenergie recupereert en opslaat. Deze energiebank, die op 2 december live gaat, levert energie tijdens piekbelasting of evenementen, waardoor traditionele en ruimte-innemende transformatorstations niet nodig zijn.
Want ruimtegebrek, dat is een grote uitdaging voor vervoerders in stedelijke gebieden. Transformatorhuisjes of laadstations nemen veel plek in, wat vaak stuit op weerstand van architecten en gemeenten. RET richt zich daarom op compacte en innovatieve oplossingen zoals de energiebank nu nog < 15m2. “Gemeentes willen openbaar vervoer, maar geen grote energie-infrastructuur voor de deur,” legt Vliegenthart uit. “Daarom moeten we slim omgaan met de ruimtelijke inpassing van onze infrastructuur.”
Een ander voorbeeld is een pilot in Hoek van Holland die deze week in dienst gaat waar een bouwaansluiting is gerealiseerd om elektrische voertuigen op te laden in een Natura 2000-gebied. Dit initiatief helpt CO₂- en stikstofuitstoot te reduceren en is opnieuw een Europese primeur.
“Het mooie van deze projecten is dat ze laten zien wat mogelijk is,” zegt Vliegenthart. “En ook dat we tijd kopen voor netbeheerders en energiebedrijven om structurele oplossingen te ontwikkelen. Maar hoewel pilots cruciaal zijn, is het volgens Vliegenthart tijd voor de volgende stap: opschalen en implementeren. “We moeten het nu écht gaan doen. Pilots zijn nodig en hebben veel nut, maar we kunnen niet blijven experimenteren. We moeten handelen.”
Vliegenthart benadrukt het belang van samenwerking binnen de sector en met externe partijen. RET werkt nauw samen met andere vervoersbedrijven zoals HTM en met gemeenten en ProRail. Ook pleit hij voor centralisatie van kennis en pilots, bijvoorbeeld via een landelijke taskforce die subsidies, hogescholen en bedrijven samenbrengt. “We moeten voorkomen dat iedereen in zijn eigen vijver gaat zitten vissen,” stelt Vliegenthart. “Door kennis en middelen te bundelen, kunnen we opschalen en zorgen voor efficiëntere en bredere toepassingen van succesvolle energie-innovaties.”
"Uiteindelijk gaat het om samenwerking en het overwinnen van de belangenstrijd,” besluit Vliegenthart.