De discussie over leveringszekerheid is weer op stoom. Op basis van nieuw onderzoek pleit de energiesector voor een capaciteitsmarkt, met alle bijbehorende tijdslijnen, kosten en complexiteit. Dat debat is legitiem, maar het frame dat Nederland vanaf 2030 onvermijdelijk richting grote stroomstoringen koerst, is misleidend en beleidsmatig verlammend.
Een studie in opdracht van Energie Nederland stelt dat Nederland vanaf 2030 vaker te maken kan krijgen met stroomstoringen. De leveringszekerheid komt volgens het rapport onder druk te staan door het stoppen met kolencentrales en de vermindering van het gebruik van gas, terwijl de elektriciteitsvraag juist blijft toenemen. Om dat op te vangen pleiten de onderzoekers voor de invoering van een capaciteitsmarkt, waarmee extra reservecapaciteit kan worden gegarandeerd. Tegelijkertijd geven zij toe dat zo’n markt tijdrovend is om op te zetten en hoge kosten met zich meebrengt.
Het beeld is al wat minder donker als je het met cijfers in perspectief plaatst. Dat deed Kees Jan ’t Mannetje, business developer bij ABB, in een korte column. Hij laat daarin met cijfers zien dat onze leveringszekerheid nog steeds tot de wereldtop behoort. In 2024 lag de onvoorziene uitvalduur bijvoorbeeld gemiddeld op 23,9 minuten per klant, terwijl voorziene onderbrekingen uitkwamen op 23,3 minuten. Dat betekent een beschikbaarheid van ruim 99,99 procent. De “15 tot 18 uur per jaar met mogelijke knelpunten” waar nu naar wordt verwezen, gaat volgens ’t Mannetje om systeemspanning en congestierisico's, geen voorboden van black-outs. Het zijn operationele momenten die met flexibiliteit, opslag en slimme infrastructuur goed te managen zijn.
Een capaciteitsmarkt kan op termijn best helpen, maar ook de voorstanders erkennen dat dit geen snelle of goedkope oplossing is. De invoering kost miljarden en duurt jaren, terwijl de knelpunten die ons nu raken vooral te maken hebben met netcongestie. En daar ligt juist een kans die vandaag al benut kan worden: het openbaar vervoer.
Het OV beschikt over een eigen, fijnmazig elektriciteitsnet dat grotendeels onbenut of onderbenut blijft. Slechts een vijfde van de capaciteit wordt daadwerkelijk gebruikt. Door dit netwerk open te stellen, kunnen pieken lokaal worden opgevangen en ontstaat er verlichting op precies die plekken waar de druk het grootst is: in binnensteden, rond P+R-terreinen en bij knooppunten.
In Rotterdam doen ze dit al. De RET heeft een grote batterij gekoppeld aan het tram- en metronet, waarmee pieken worden opgevangen en remenergie kan worden opgeslagen. Daarmee wordt niet alleen de dienstregeling betrouwbaarder, maar ontstaan er nieuwe laadmogelijkheden. Ook mag de RET als eerste OV-bedrijf in Europa via het eigen net stroom leveren aan externe partijen, bijvoorbeeld op laadpleinen of bouwlocaties. Dat is een gamechanger voor congestieproblemen.
En in Den Haag runt HTM een energiedepot met meer dan honderd laadplekken, volledig aangestuurd via smart charging, waardoor bij beperkt vermogen tóch een complete elektrische vloot kan draaien. In de metropoolregio Rotterdam-Den Haag worden de komende jaren tientallen nieuwe energiebanken en OV-gekoppelde laadlocaties uitgerold.
Dit zijn geen te rooskleurige toekomstscenario’s, maar oplossingen die er nu al zijn. Het openbaar vervoer kan veel meer dan alleen het verplaatsen van mensen. Het kan uitgroeien tot een cruciale energiepartner, die met bestaande infrastructuur en bewezen technologie directe verlichting biedt voor het elektriciteitsnet. Daarmee wordt niet alleen de betrouwbaarheid van onze stroomvoorziening versterkt, maar ook de energietransitie versneld.
Ik ben het dus helemaal eens met Kees Jan ’t Mannetje: de vraag is niet of we ons moeten voorbereiden op donkere scenario’s, maar of we durven inzetten op wat werkt. Nederland heeft de kennis, de infrastructuur en de voorbeelden al in huis. Het is tijd om daar beleid en opschaling tegenover te zetten. Leveringszekerheid staat of valt niet met doemdenken, maar met slimme keuzes. En het openbaar vervoer kan daar vandaag al een belangrijke rol in spelen.
Ben Breedveld
Redactie Energie in het OV