Het uitgangspunt van het kennisprogramma is duidelijk: de oplossing voor netcongestie ligt, naast de uitbreiding van het elektriciteitsnet, ook in een betere benutting van bestaande capaciteit. “De reflex is vaak dat er meer bij moet komen,” zegt Marges. “Maar dat kost tijd, geld en ruimte. De OV-sector ondervindt hinder van netcongestie, maar kan ook bijdragen aan een oplossing voor de landelijke netcongestie door de infrastructuur die er al ligt efficiënter te gebruiken.”
Binnen het bestuurlijk akkoord wordt nauw samengewerkt met OV-partijen, netbeheerders en de ministeries IenW en KGG. Het kennisprogramma richt zich op verschillende thema’s die voor de modaliteiten bus, metro, tram, trolleynet en trein spelen. Een voorbeeld van een praktische maatregel is het bieden van inzicht in alternatieve contractvormen, zoals cable pooling en block contracts, waarmee meerdere partijen een aansluiting kunnen delen of het gecontracteerde vermogen flexibeler kunnen inzetten.
Slimmer elektrificeren in plaats van meer elektrificeren
De OV-sector heeft volgens Marges al veel progressie gemaakt in de energietransitie. Het spoor is grotendeels geëlektrificeerd, trams, metro’s en trolleybussen rijden al jaren op stroom en het busvervoer schakelt in hoog tempo over op elektrische aandrijving. “De uitdaging verschuift nu van meer elektrificeren naar slimmer elektrificeren: zorgen dat de bestaande infrastructuur niet overbelast raakt, maar juist optimaal wordt benut. Daarbij kijkt TKI Urban Energy nadrukkelijk naar de samenhang tussen vervoerssystemen, laadinfra en netcapaciteit.”
Hoewel congestie een technisch probleem is, liggen de grootste obstakels volgens Marges elders. “De technische oplossing is er vaak wel. De vraag is: wie mag wat, wie betaalt wat en wie draagt de verantwoordelijkheid? Juridische en organisatorische vraagstukken vertragen de voortgang regelmatig.” Daarom richt het kennisprogramma zich nadrukkelijk op bijvoorbeeld maatschappelijke businesscases, juridische kaders en financieringsmodellen die samenwerking mogelijk maken. “We willen niet dat elk vervoersbedrijf afzonderlijk het wiel uitvindt. Onze taak is om kennis te verzamelen, te structureren en breed te delen,” zegt Marges.
Hulp bij opschaling
In het hele land experimenteren vervoerders al met innovatieve oplossingen, zoals tijdelijke aansluitingen voor bouwplaatsen, energieopslag bij remises of het terugleveren van remenergie. Deze pilots zijn waardevol, maar dreigen vaak te blijven steken in de experimenteerfase. Het kennisprogramma wil dat volgens Marges doorbreken door succesvolle initiatieven te verzamelen en te helpen opschalen.
Een van de kansrijke oplossingsrichtingen is het gedeeld gebruik van energiecapaciteit. Veel OV-bedrijven hebben een gecontracteerd vermogen dat zij slechts enkele uren per dag gebruiken. Dat biedt mogelijkheden om, op de tijden dat de capaciteit niet wordt gebruikt, deze beschikbaar te stellen aan andere partijen, bijvoorbeeld bedrijven die in de buurt van een remise zijn gevestigd. Daarmee kan de OV-partij de kosten drukken en profiteren ook de ‘buren’.
“Het vergt nog veel randvoorwaardelijke afstemming, juridisch, technisch en organisatorisch, maar de potentie is groot. Door slimmer samen te werken kunnen partijen meer doen met dezelfde infrastructuur.”
Signaalfunctie voor kansen
Een ander speerpunt is het in kaart brengen van de gevolgen van wet- en regelgeving, zoals de nieuwe Energiewet, voor de openbaarvervoersector. “Het kennisprogramma brengt de impact in beeld zodat vervoerders weten waar hun kansen liggen. Verandering biedt ook ruimte. Door vroeg te signaleren wat er op de sector afkomt, kunnen vervoerders daar beter op inspelen.”
De ambitie is volgens Marges helder: “Een veerkrachtig en toekomstbestendig energiesysteem voor het openbaar vervoer en een sector die anderen inspireert met werkbare oplossingen. De OV-sector laat zien dat de oplossing van het netcongestieprobleem niet alleen méér infrastructuur is, maar juist ook het slimmer benutten van wat we al hebben.”
.jpg)
.jpg)