Agathe Doornenbal is interim-directeur Techniek bij de RET. Zij is verantwoordelijk voor de technici die zich bezighouden met de energievoorziening voor de trams. Die is steeds minder vanzelfsprekend, weet Doornenbal. “We zien het probleem op het gebied van de energievoorziening in de toekomst alleen maar groter worden. We moeten verduurzamen, willen af van het gas en dus wordt steeds meer elektrisch. We willen nieuwe woonwijken bouwen, en ook daar is veel extra stroom voor nodig. Bovendien willen we trams laten rijden naar die nieuwe wijken. Nu zie je al dat netcongestie tot problemen leidt. Dat wordt steeds meer.”
Efficiënter energiegebruik
De RET zocht daarom naar een oplossing, waarbij de energie die door onderstations aan het tramnet wordt geleverd, zo efficiënt mogelijk wordt gebruikt. “We kunnen ons niet meer veroorloven om energie weg te laten lekken. Trams wekken tijdens het rijden ook energie op, bijvoorbeeld bij het remmen. Een energiebank kan die stroom opslaan en beschikbaar maken voor een volgende tram.”
Daarmee fungeert de energiebank als een unplugged onderstation. Een onderstation dat met behulp van batterijen en moderne hoog-vermogen elektronica stroom opslaat en op het juiste moment weer beschikbaar stelt. Het ei van Columbus?
Doorrekening
Dat zou best eens kunnen. De RET heeft het concept laten doorrekenen door het Oostenrijkse ingenieursbureau Kruch, vertelt Doornenbal. “De recent aangelegde keerlus aan de Posthumalaan in Rotterdam is een mooie plek om de energiebank uit te proberen. We zitten daar nu op de hoogst mogelijke frequentie, rond de acht trams per uur. Maar er kunnen best situaties zijn waarin we daar veel meer trams willen laten rijden. Uit de modelleringen van Kruch volgt dat een energiebank hier een oplossing zou bieden. We kunnen de capaciteit dan flink verhogen, zonder de noodzaak om een nieuw onderstation te bouwen. Daar gaan we nu een pilot van maken, om te kijken of het in de praktijk ook werkt.”
Een extra optie
De RET en de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag (MRDH) werken nauw samen om deze pilot tot een succes te maken. Pim Uijtdewilligen is programmamanager OV-ontwikkeling voor het consortium. Hij is enthousiast over de pilot. “Als je een capaciteitsprobleem in de energievoorziening hebt, is er op dit moment maar één oplossing: een nieuw onderstation bouwen. De RET kwam met het innovatieve concept van een energiebank. Een nieuwe optie. Heel mooi, want ze zijn daar echt de eerste mee.” Toch duurt het nog even voor de pilot van start gaat, vreest Uijtdewilligen. “Onder normale omstandigheden hadden RET en MRDH allang geld vrijgemaakt voor zo’n hoopvolle pilot.
Maar de situatie is niet normaal. Onze reserves gaan er in hoog tempo doorheen. De RET heeft door de coronapandemie nog steeds 10 procent minder reizigers dan in 2019. De inflatie en gestegen energieprijs hakken er stevig in, terwijl de vergrijzing en daarmee het ziekteverzuim onder personeel oploopt. Er moet echt hulp komen van buiten. Van het Rijk, of van Europa, dat maakt me niet uit. Maar er is écht geld nodig. Voor het openbaar vervoer en voor veelbelovende innovaties als de energiebank.”
Sneller opschalen
Als de pilot slaagt ziet Uijtdewilligen een breed scala aan mogelijkheden. “In principe kun je met zo’n energiebank bij elke tramlijn de frequentie verhogen. Soms blijvend, maar soms ook tijdelijk, als een andere lijn wordt omgeleid of bij evenementen. Ik zie heel veel mogelijkheden. Met zo’n energiebank ben je veel flexibeler dan wanneer je extra onderstations moet bouwen. En de kosten zijn een stuk lager, ik schat zo’n 50 procent.”
Zowel Uijtdewilligen als Doornenbal ziet de energiebank ook als middel om veel sneller te kunnen opschalen. Dat voorziet in een behoefte, want de RET wil op een aantal tramtracés de frequentie verhogen, om het OV daar aantrekkelijker te maken. MRDH heeft de ambities vastgelegd in het Plan Toekomstvast Tramnet (PTT). Doornenbal: “Rond 2030 hebben we in Rotterdam 50 duizend extra woningen gebouwd. Bestaande lijnen trekken we door, er komen nieuwe lijnen bij en de frequentie gaat omhoog. Dan gaan we natuurlijk ook rekenen: waar kan dat binnen de bestaande energievoorziening en waar niet? Het zou geweldig zijn als we door het toepassen van energiebanken minder nieuwe onderstations hoeven te bouwen. Het fijne van zo’n energiebank is ook dat hij te verplaatsen is. Je zet
hem daar neer waar de behoefte het grootst is.”
Enthousiasme
Als de pilot slaagt ziet Uijtdewilligen ook grote mogelijkheden buiten het werkgebied van de RET. “Eigenlijk iedereen die ik spreek vindt het een supergoed idee. Het maakt heel veel enthousiasme los. Natuurlijk kun je dit ook bij andere tram- en metrobedrijven gebruiken. Wellicht ook op het nationale spoorwegnet. Maar laten we eerst kijken of het in de praktijk werkt.”