1.600 treinen per week extra - Is dit beleid of is hierover nagedacht?

share Delen

“Is dit beleid of is hierover nagedacht?” is één van de beroemde uitspraken van de bekendste banketbakker die ooit Tweede Kamerlid is geweest, PvdA-coryfee Jan Schaefer. Tijdens zijn politieke carrière wist hij veel te bereiken op het gebied van volkshuisvesting. Niet omdat hij specialist was op dat gebied, maar omdat hij gepassioneerd was over het onderwerp en met een helder verstand de consequenties van zijn keuzes doordacht.


Het plan van de NS om vanaf 2025 de dienstregeling fors te intensiveren door 1.600 extra treinen te laten rijden per week is een gevalletje “beleid”. En dat steekt als volgt in elkaar.


De Tweede Kamerleden toetsen geregeld bij de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) of die nog wel goed bezig is om de kwaliteit van het spoor als vervoerproduct te verbeteren, zodat de trein voor de reiziger en de verlader in toenemende mate een aantrekkelijke vervoersoptie is. Dat heeft de Staatssecretaris namelijk in die bewoordingen opgeschreven in de ‘Lange Termijn Spooragenda’ die in 2013 is toegezonden aan de Tweede Kamer.
Om die toezegging na te komen, heeft de verantwoordelijk bewindspersoon van IenW een slimme zet gedaan: IenW heeft een vervoerconcessie voor railvervoerbedrijven opgesteld die erop is gericht om de exploitant te prikkelen tot telkens betere vervoersprestaties. Er staat letterlijk dat het aangeboden vervoer is gericht op het genereren en accommoderen van de reizigersgroei (art. 4.3.b). In gewoon Nederlands: Elk jaar meer reizigers in de trein, en elk jaar meer treinen om de reizigers een zitplaats te kunnen bieden.


En daarom bestelt de NS er geregeld treinen bij. Een paar jaar geleden werd er een krachtig sprintertje aan de vloot toegevoegd. Toen de machinist er de eerste keer mee optrok, vlogen de stoppen van het ProRail-onderstation er direct uit. De nieuwe trein verbruikte meer vermogen dan de elektrische infrastructuur van ProRail kon leveren. ProRail belde op naar de NS, en legde bozig uit dat het vermogen dat een trein mag afnemen sinds 1926 is begrensd op 4.000 ampère. Staat gewoon in de gebruiksaanwijzing.


En vanaf dat moment bestelt de nationale treinvervoerder dus materieel dat nét onder dat maximale ampèrage blijft. Want dát mag. En zo gaat de NS vanaf volgend jaar met nog veel meer keurig begrensde treinen zo’n 1.600 extra ritten maken per week. Want dat is de concrete uitwerking van de eis tot een toename van het reizigersvervoer, die via de Tweede Kamer door de Staatssecretaris IenW is opgelegd.


Ondertussen beginnen de isolerende mantels van kabels in de onderstations van ProRail te stinken, omdat ze warm worden door continue overbelasting. Maar krijgt de CEO van ProRail nul op rekest als hij de netbeheerders belt om met prioriteit elektrische aansluitingen voor de extra benodigde onderstations te krijgen. Het antwoord van de netbeheerders: gewoon achteraan aansluiten in de rij.


Ondertussen heeft de Tweede Kamer totaal geen belangstelling voor de overbelasting van het energiesysteem van ProRail. Er komt toch nog gewoon stroom uit het stopcontact? De treinen rijden toch nog steeds?
Daarom rest de hoogste baas van ProRail niets anders dan via Telegraaf en BNR Nieuwsradio wanhopig te roepen dat het op deze manier niet kan doorgaan.


Zo hangt de energievoorziening van het spoor van “beleid” aan elkaar. De verantwoordelijkheden worden keurig op andermans bordje gelegd, terwijl de kabels van ProRail beginnen te smeulen.
Het is de hoogste tijd dat er in de Tweede Kamer een banketbakker wakker wordt, die begint met nadenken.

Bron: Robert Galjaard

close

call +